Na de Ketjes zijn nu ook de Miniatuurkes op zoek naar een nieuwe hangar om hun char in te bouwen. Het is al meer dan 25 jaar dat bijna elke prins of prinses carnaval tijdens de pronkzitting op het stadhuis bij de aanwezige politici een gezamenlijke werkhal of ‘hangar’ voor de Halse carnavalsgroepen bepleit. Wie al eens een bezoekje brengt aan de werkplekken waar de groepen nu verspreid zitten, die weet dat ze soms in onmenselijke omstandigheden hun ‘chars’ moeten bouwen.  Vaak is er geen verwarming, zitten ze te ‘fakken’ in de vrieskou, af en toe is het niet veel meer dan een krappe garagebox, een grote tent of een veredeld afdak. En jawel, er zijn ook groepen die wél in mooie grote hangars zitten, maar zich blauw betalen aan huurgeld en extra verzekeringen of nooit zeker zijn dat ze het volgend jaar niet plots ‘buitenvliegen’ en op zoek moeten naar een nieuwe loods of boerderij, met een hele verhuisoperatie er nog eens bovenop. En dan zwijgen we nog over de ligging van sommige hangars. Er zijn al groepen die voor het werken aan hun char naar Wallonië of diep in het Pajottenland moeten.

Het probleem is dus niet nieuw. Omdat organisator Halattraction in de jaren 90 weinig initiatief nam in dit dossier en zelfs eerder de boot afhield, ontstond er binnen de groepen een eigen dynamiek met de Halse Carnavalraad, waarbij bekende carnavalisten als Laurent Raemdonck en Eddy Matton met concrete voorstellen naar het stadsbestuur trokken. ‘Den hangar’ is er toen niet gekomen, maar met steun van carnavalist-politicus Jean Jacmin werd -los van hun jaarlijkse prijzengeld- een extra (kleine) subsidie voor de carnavalsgroepen uit de brand gesleept. De groepen zouden ook zelf kosten besparen door beter samen te werken en samen materiaal aan te kopen.

‘Den hangar’ bleek bij de voorbije gemeenteraadsverkiezingen opnieuw een actueel thema. N-VA en CD&V die de nieuwe bestuursploeg in Halle vormen, beloven er deze keer werk van te maken. Al blijven ze voorzichtig door te beklemtonen “als de groepen zelf vragende partij zijn” en “als het haalbaar blijkt”. Een politiek werkbezoek aan Aalst dringt zich alvast op om te ontdekken hoe zo’n gemeenschappelijke hangar levensvatbaar kan zijn en hoe dat praktisch in zijn werk gaat. Want jawel, er valt het één en het ander uit te klaren en af te spreken. Maar als we ons fier op de borst kloppen als 2e grootste carnavalsstad van Vlaanderen, dan vraagt dat om een ambitieuzer beleid.

Het is alvast belangrijk om enkele misverstanden uit de wereld te helpen. Zo hoeft zo’n hangar niet gratis te zijn voor de groepen, een (redelijke) maandelijkse huurprijs is zeker bespreekbaar in ruil voor zekerheid en een gerust gevoel.  Het lijkt me ook een misverstand dat alle groepen naar deze gemeenschappelijke loods zouden moeten. Waarschijnlijk volstaat een hangar voor 10 tot 15 groepen. Als er groepen stoppen, kunnen er weer nieuwe die plek innemen en hou je rekening met de dynamiek van carnaval. En wie nu erg tevreden is van zijn loods, mag daar gerust blijven. Maar als het ooit tot een stemming of enquête komt, kan je alleen maar hopen dat de groepen die ‘zich goed voelen in hun hangar’ voor een keertje solidair zijn met de minder fortuinlijke (vaak kleinere en minder kapitaalkrachtige) groepen en hen steunen in hun pleidooi voor een gemeenschappelijke hangar. Ze hoeven er daarom niet zelf te gaan inzitten, maar het idee zouden ze toch moeten steunen. Het zou onze stoet nog mooier en indrukwekkender maken.

(Foto’s: archief Felix Merckx en Ingrid Depraetere)